Bonaire

Passie - bloem

De jonge passiebloem
bij dageraad geboren
vlamt
in vroege zon
verlangt
want deze dag
gebeurt het
zal het
zaad van de liefde
in haar schoot ontbranden
haar vrucht ligt
in beginsel klaar
en zij
zal bij de eerste schemer
zelf vergaan, haar schoonheid
alles weggegeven
geeft tot slot - voldaan
het leven.

Brandende liefde, waar is dat meer te verwachten dan bij de Passiebloem? Jonge bloemen begroeten de dag, onwetend van het onontkoombare: dat zij die avond nog zullen sterven. Ze zijn opgewonden, kleurig en kunstig opgetuigd - voor de liefde en niets anders. En die zal ze verteren. Maar dan is de passievrucht al begonnen met groeien en trekt zo de doorgaande lijn van het leven verder door de tijd.

Sluier

Op kousenvoeten sluipt
vanonder zon en wind
een ruisen
dat de stilte voor zich uitrolt
waarin alles roerloos hangt
en vogels zwijgen, vlinders schuilen
in het waas van bomen, sluiers
zuil tot zuil gespannen
houding van
onmerkbaar knikken: kom maar
vallen, vlaag
dan
roffelen de daken
kletteren verbaasde bladen
stijgt de oergeur uit de aarde
die verdooft en dooft
alweer voorbij
de damplaag slinkt
in de herschenen zon
tot een herinnering.

Regen op Bonaire is iets bijzonders. Niet alleen omdat het weinig regent (behalve soms in de regentijd), maar ook door hoe de regen dan aan komt sluipen, terwijl alles in een roerloze stilte wacht op wat gaat komen en je haar al bijna kunt ruiken, voelen. En zien: als sluiers die tussen tussen de kromme bomen en hoge zuilcactussen zijn gespannen. Alles is er klaar voor. De belofte wordt ingelost, snel en krachtig, een bedwelmende geur stijgt uit de natte aarde, stenen en bladeren. Tot de zon weer gaat schijnen en de betovering wordt verbroken.
Uit: 12 Graden Noorderbreedte, gedichten over Bonaire (2011)

Kwikzilverige kolibrie

Schichtig
vogelschim
van vederlichtig
blinken, stil
schiet hij opzij
en stil weer, dan
omhoog, omlaag
metaalgroen flitsen bij
de bloemenhaag
is rust noch duur
of toch
zit hij daar
toegevouwen
na het razen
zo beschut
wat uit te blazen?
Nee, 't is niets!
schrikt hij, en blaast
met lange snuit
mijn onverbloemde
blikken uit.

Onvermoeibaar lijkt hij, de kolibrie: de zwarte, rood en geel oplichtende Dòrnasol en vooral de nóg kleinere, metaalgroen blinkende Blenchi. In een aanhoudende topprestatie hangen ze stil in de lucht voor een bloem, schieten naar een volgende, om daar meteen weer - met onzichtbaar snel bewegende vleugeltjes - stil te hangen. En zo maar door. Zouden ze echt nooit rust nemen? Een enkele keer zie je er - bij verrassing - eentje op een verscholen takje zitten. Maar zodra je hem ziet, schiet hij weg. Alsof zelfs éventjes zitten door de kolibrie zelf al te lang wordt gevonden...

Diepte

Onderwatervogels glijden
op geluidloze vleugels
door het gladde blauw
het land van lauw, van schaduwloos
en zonder hoogte slechts de lagen
koele laagte
waarheen zachtjes zweven
uit het zicht
tot grote diepte stijgt.
 

Er is een tweede Bonaire, een stil, lauw en blauw gelaagd Bonaire dat begint waar het eerste eindigt. Waar de heuvels diepten zijn, de vogels vissen die geluidloos naar de diepste toppen zweven ...
Uit: 12 Graden Noorderbreedte, gedichten over Bonaire (2011)

Reset

De zon dooft
stilte kruipt tastend
vanonder de wayaká
roerloze bladeren
rusten
na een dag van geritsel
zwijgen
na een dag vol gefluister
verademen
na een dag van schroei;
weldadig niets
vervult de lucht
bedekt de droge grond
doorstroomt vermoeide stammen
uitgefloten vogellijven
nieuwe moed om morgen
straks - een tropendag lang
cool te blijven.

Een hele dag in hete zon en harde wind, de 'kuaresma': Papiaments voor de veertigdagentijd, de tijd tussen vastenavond en Pasen, maar óók voor de extra harde passaatwind die in deze periode waait. Als het dan 's avonds afkoelt en de wind gaat liggen, als "de stilte tastend vanonder de wayaká kruipt" - de donkergroene pokhoutboom - kan er eindelijk bijgekomen worden, opgeladen voor een nieuwe dag.

Oude ezel blikt terug

De oude ezel overdenkt - jawel
ik denk, denkt hij vermoeid -
zijn harde leven
struikelend bestaan
gestoten, eens
aan elke steen
geschopt, bespot, belaagd
gebeten, aangereden
nagezeten en verjaagd
de nacht in, droge stekels
stof en wind, een bouwplaats
ligt verlaten
in het bleeklicht van de maan
op zoek naar water
onderin een roestige ton
glimt het geluk dat spiegelt
om zijn grijze kop
die narrig schudt,
gewoonte, niet van spijt
de vrijheid heeft zijn prijs
maar voor geen enkele
wil hij die kwijt.
 

Wilde ezels op Bonaire. Zoals ze langs komen sjokken, in de vroegte of na het vallen van de nacht! Zoals ze in de middaghitte staan te slapen tussen mager geboomte! Zoals ze er gehavend uit kunnen zien! Werkelijk alles roept deernis op. Er is dan ook een ezelopvang gekomen. Nog even en daar groepen meer ezels bij elkaar dan er nog in het wild rondlopen. De oude ezel die in dit gedicht terugblikt op zijn harde leven, blijft buiten. De ontberingen, weet hij, zijn de prijs voor iets onbetaalbaars: vrijheid.

Welgevallen

De sterren zijn met wilde hand
in de schemerlucht gegooid en
gloeien zich
door dovend strooilicht
tot ongrijpbare schitter
in het zwarte staal
bekronen
ingeslapen straten
waaiboomstip en aardepaden
cactushaag en richels branding
kartelkust en ruw koraal
de heuvels
die hen wilden raken
maar niet hoger kwamen
dan bedoelingen
terwijl de rest gemoedereerd
zich uitstrekt
welgevallig laat beschijnen
het wel goed vindt zo.

De avond daalt over Bonaire, het snelle donker slokt de uitbundig vlammende rode wolkenslierten op, sterren gloeien langzaam door het schemerwaas en beschijnen een eiland in rust en streefloze ontspanning. De heuvels proberen eerst nog om de sterren aan te raken, maar uiteindelijk leggen ook zij zich neer bij hun beperking.
Uit: 12 Graden Noorderbreedte, gedichten over Bonaire (2011)

Weemoed

Voor de laatste keer kijken
naar wuivend gebloei
naar het kleurig gegroei
naar het achteloos prijken,
de zilveren zee;
Voor de laatste keer luisteren
naar ochtendgekwinkel
naar middaggefluister
naar nachtelijk zwijgen,
zo lui, zo tevree;
Voor het laatst ook de geur
die van heuvels komt rollen
gevoel van vervuld zijn
geleegd zijn ten volle ...
dat reist met me mee.

Ook al weet je: ik kom snel weer terug - Deo volente - tóch is het een afscheid. Met alle daarbij behorende 'voor de laatste keer'-ervaringen. De Nederlandse herfst komt eraan, de winter. En dat ik ook mooi. Maar ergens klinkt een stemmetje, Dat roept, fluistert en zwijgt: 'blijf hier!' Neenee, want dan mis ik het terugverlangen en het moment van terugkeer en weerzien.

Zoet

Rolt heuvelaf
zoetzware geur
glijdt zeewaarts
huizen langs
de liefde
van onooglijk bloeien
ongeziene boom
van dromen
onbaatzuchtig drenkend
dorstig hart
tot bij de smalle boulevard
een aarzeling
het laatste luchtje
golft dan
warm nog
een tevreden zuchtje
op het koele water.

Hij kan bedwelmend uit de heuvels komen rollen, een heerlijke zoete geur die blij maakt. Onderweg naar zee, de onherroepelijke bestemming, zal hij nog velen beroeren, deze onbekende weldoener. Tot bij de boulevard het moment van afscheid komt. Maar uit de heuvels....

Middaguur

September schroeit de wabibomen
haperwind valt stil
de hoogste graden zon
staan onbarmhartig
tussen kleurdooshuizen
trillen op de weg
en tillen stof
omhoog
traag danst het
in het haastige passeren
van een oude pick-uptruck.
De leguanen kijken hem
met slome hoofden na:
zo laat nog, denken ze
- of al zo vroeg
bewegen 
door dit lamste uur?

September, de echte hitte heerst: orkaanzeizoen op Bonaire. Zelf houden ze op noordelijker eilanden huis, die orkanen, maar ze sturen warmte, onweer en verschaalde golfslag als hun afgezanten. Alle beschikbare wind lijken ze naar zich toe trekken en daarmee ook de laatste strohalm van verkoeling. Midden op de dag valt het leven stil, in elk geval waar geen amechtige airco's staan te hijgen. Het kan niet anders en dat hoeft ook niet.

Pagina's

Abonneren op RSS - Bonaire

Home button