Bonaire

Katoenboom

Gedoogd bestaan
op braaklandrotsen
geen toegaang tot de tuin
dat giftig sap, geen plaats
tussen de palmen
geen liefdevolle handen
slechts het strelen van de vlinders
die het weten
van de blazen die gaan barsten
ingehouden trots die zich bevrijdt
en dwarrelsneeuwt
naar een plek onder de mensen
tot hij ontdekt wordt
en weer wachten moet
op een nieuwe kans.

Een wilde overlever, de katoenboom, gevreesd door tuinliefhebbers. Je ziet hem werken, aanpassen, lijden, wachten op een kans om over het hek te springen.

Nacht

De nacht trekt op
over hete rots
het vermoeide blad
geblakerde grond,
de stilte rolt van de heuvels
slechts
een verre merengue klinkt
de wind
die zachtjes zingt;
de loomte van de dagen
laat zich niet verjagen.

Het is altijd extra warm op Bonaire, in september. En extra rustig, dat ook. De dag zet zich schrap tegen de nacht, het koelt nauwelijks af. Tijd voor een biertje. En nog een als het moet.

Dat dus

Het trilt
in de ondertonen
van de troepiaal
de weeklacht
van de duiven,
daalt
van de heuvels
fluwelen schemer
opent zijn armen, maar 
als aanhoudend geblaf 
klinkt het opstandige slaan
van mijn hart.

Bonaire, de avond valt.
Maar het is nog niet gedaan.

Agave

Grijs en onbewogen
tegen klippen, machtig blad
van stijve adel en vermogen
blauwe schijn, het koele dat
met hard opeengeklemde kaken
aanstuurt op fatale bloei
met kracht omhoog gedreven staken
masten in de wind
gereed om uit te varen
bloemenzeil in top
vergaan en sterven
duizend wezen
het agave-broed dat bloot
van boord rolt, op het droge
houvast zoekt, een nieuw begin van
grijs en onbewogen.
 

Niet vriendelijk, wel groot. En statig. Onaanraakbaar en onkwetsbaar, tot hij bloeit: de aandoenlijk hoge bloeistammen die wel moeten vallen, sterven, met plant en al. Maar waar de bloemen zaten zijn dan al kleine agave-rozetjes gevormd die alleen nog maar hoeven te wortelen...

Fregatvogel

Statig silhouet, geen
vin verroerd bewegen
langs de grens
van land en water
hoog boven de mensen
spreiden zijn vleugels
in stille zegen
laat er
zee zijn, licht zijn, lucht
de heilige drieëenheid
belofte
van een vrije vlucht.

Een zwarte verschijning, breed en toch slank, gevorkte staart en gehoekte vleugels: schijnbaar moeiteloos zweeft de Fregatvogel urenlang door de blauwe lucht. Alsof hij er niet genoeg van kan krijgen en slechts met tegenzin nu en dan een rake duikvlucht laat zien, waarbij hij met zijn grote snavel een nietsvermoedende vis van vlak onder de waterspiegel oppikt.

Gemengd koor

De grondduif roept
zijn klaag-oe uit het kreupel
krijsende parkieten scheren
door het loom gekoer
de hese lora's
kondigen de meester aan
een grijzende chuchubi die
het lied van generaties kent
en doorgeeft, fluitend door zal gaan,
op lage tonen laat hij
troepialen duëtteren
suikerdiefjes staat hij bij
als zij
de hoogste tonen leren
in het koor dat naar zijn aard
de dag bezingt
om niet gegeven en bereid
mij op te nemen
in het warme leven.

Bonaire, het krieken van de dag. Hoe de vogels in vaste volgorde en op hun eigen wijze invallen in het koor dat de nieuwe dag bezingt, een gemengd koor waarin de geschiedenis doorklinkt en waarin - uiteindelijk - een plek is voor ieder die zijn partij wil meezingen.
Uit: '12 Graden Noorderbreedte, gedichten over Bonaire' (2011)

Schaduw

Licht en schaduwen schakeren
zonder wit en zwart
en hard verweer
bewegen in de wind
en om de zon
een spel van zijn - of niet
en van daartussen
schaduwleven
palmen worden indiaan met veren
oleanders wuivend riet
de flamboyant een stille vijver
zeedruif baart een rups en die
katoenboom zou liefst altijd
vlinder blíjven,
de agave is zichzelf
zijn punten scherp, zijn houding fel
ziet toe op schaduw-ezels
en het einde aan dit spel.

Een eiland van zon is ook een eiland van schaduwen: schaduwen die bewegen in de wind en meebewegen met de zon terwijl die zijn hemelboog beklimt en weer afdaalt. Bijzondere en soms ook onverwachte vormen op het witte koraalgrind of de grijze rots. Ik zou er eingelijk een plaatje bij moeten doen, zoals ik deed in de bundel waarin dit gedicht in 2011 werd gepubliceerd: '12 Graden Noorderbreedte, gedichten over Bonaire'.
Zie ook onder 'Publicaties'.

Uitzicht

In een boomtop strekt
de oude leguaan zich
lui over de takken
tegen strakke lucht ligt zij
leeuwin
van ongepoetst zilver
groene glans het lijf
en staart in zebra
naar beneden
waakzaam blijven
onder slaperige leden
scherp
op wat haar macht betwist
of komt met list, de bladkroon prijst
en dan een huis bouwt, hier
het koninklijke uitzicht eist.

Alweer uit 2011 dit gedicht, maar nog niet eerder uitgelicht. Het is opgenomen in de bundel '12 Graden Noorderbreedte, gedichten over Bonaire'. Ik moest er nu aan denken, omdat ik werk aan een schilderij van een Flamboyant met een leguaan erin. Net als in het gedicht. Met het mooiste uitzicht van het hele eiland, zeker als er - zoals nu - na een periode van droogte maar weinig bladeren aan die boom zitten. Maar dat uitzicht wordt ook door de menselijke bewoners van Bonaire op waarde geschat en waar een huis gebouwd wordt, moet een boom soms wijken: daar kunnen zelfs de koninklijke leguanen niets aan doen. Dan zullen ze naar een andere boom moeten uitzien.

Passaat

De wind fladdert onrust
besluiteloos fluisteren
in mijn oor roept
schreeuwt soms
van alle kanten komt hij
achter mijn rug vandaan
ongedurig
klatst het palmblad
droge struiken raspen
beweging
in elke ooghoek
en mijn hart waait mee
in haastig zoeken
richting
bundeling van energie
de stroom
naar wat nog wacht
in mij, zo lang al klaar
om te ontvangen
wat ik vind, de wind, de kracht.

In dit openingsgedicht van de bundel 12 Graden Noorderbreedte, gedichten over Bonaire (2011), waait de wind even onrustig als ongerichte gedachten door elkaar bewegen. Maar dat is direct aan de grond, waar het vol en druk is. Boven de huizen, de begroeiing en de rotsen is het een richtingvaste, onverstoorbare passaat die weet waarheen hij gaat. Als de concentratie waarnaar ik hier kwam zoeken en die gelukkig steeds meer vorm krijgt, in het schilderen vooral.

In het dal van de dag

Het bruine stof
   schuurt
      in mijn neus,
geslepen licht
   steekt mij
      de ogen uit,
het vogelzwijgen
   boort zich
      in mijn oren,
trillende warmte
   dringt 
      onder mijn huid, 
de hitte
   gaat mij
      zelfs in kouwe kleren zitten.

Vorig jaar om deze tijd was ik ook op Bonaire en riep toen in het gedicht Middaguur het beeld op van een verlaten stofweg, stovend in de zon, waarover een oude pick-up truck voorbij rijdt. Een leguaan ziet het lui en verbaasd aan, want niemand waagt zich buiten op dit uur, het dal van de dag. Maar soms moet het en dan worden de zintuigen stuk voor stuk op de proef gesteld en dringt de hitte verlammend tot in je botten door. Tót de middag kantelt. Dan komt alles weer tot leven.

Pagina's

Abonneren op RSS - Bonaire

Home button