Vonk

De vlier vonkt nog zomer
in laatste bessen
een geheime tros gloeit
tussen knokentakken
lonkt met eeuwig leven,
de herfst blijft even staan
zijn magere hand strekt
naar het wonder 
hij gelooft, raakt aan 
het dooft,
want het blijvende
is zijn bestemming niet;
hij knikt een groet
en loopt bedaard
de winter tegemoet.

De tijd is onverbiddelijk, voor alles, iedereen. Soms is er een teken van verzet en eeuwigheid - een vonk - maar hooguit even. Dan herneemt hij zijn gestage gang.

Home button