Ik zag het sneeuwgebergte, en op zijn voetstuk groeide
Het trotse cederwoud, dat eeuwenheugend bloeide;
Eén windje woei voorbij: - Ik zag de Liban weer,
En vond zijn naakte kruin, maar geen ceders meer.
Ik zag onmeetbre hemelbollen
'k Zag werelden door 't luchtruim rollen;
'k Zag rijkdom, grootheid, roem en eer;
Eén windje woei voorbij: - Dit alles was niet meer.
'k Zag dalen rijzen, bergen dalen;
'k Zag 't hechtst arduin tot stof vermalen;
'k Zag eindlijk ook de mens; het strekke hem tot leer:
Eén windje woei voorbij - en hij ook was niet meer.
Thema: