Vogezer bossen

Dichtbegroeide toppen, zwaar beboomde hellingen en ternauwernood opengehouden dalen: de Vogezen zijn bedekt met een machtig golvend bos. Tussen het donker onder de Sparren op de toppen en het licht onder de Berken en Robinia's in het dal hangt de groene schemering onder de Beuken op de hellingen. Anders dan het Beukenbos dat we in Nederland kennen - statig, regelmatig en begrensd - is het eindeloos en rusteloos, groeiend en verouderend, krachtig en omvallend, afgeknapt. Of slachtoffer van de kettingzaag van Vosgibois uit Plombières les Bains, dikke stammen langs het pad.
De beekjes en bronnetjes murmelen zacht, paden overstromen en worden gebarricadeerd door omgevallen bomen; de eekhoorntjes zweefspringen geluidloos van stam tot stam en opgeschrikte herten vluchten met grote sprongen uit het zicht. Alle geluiden zijn gedempt, alsof het bos een kathedraal is waarin de mis wordt gevierd, slechts een enkele vogel speelt voor opstandige misdienaar en fluit zonder terughoudendheid het lied dat hij van zijn ouders heeft geleerd.

Het bos vormt hier een natuurlijk systeem dat zichzelf voortdurend vernieuwt op de plekken waar door het weer, het lot of de kettingzaag gaten zijn geslagen en het zonlicht de bodem raakt, een mengsel van rots en bruine leem. Daar schieten de baby-beukjes op: donkergroene rokjes van twee vergroeide kiembladen op een steeltje, waaruit een dun stengeltje spruit met daaraan de eerste, voorzichtig openvouwende blaadjes. De stekelhulzen waarin de beukennootjes rijpten liggen er als afgeworpen ketenen omheen. Zachtgroen en kreukelig zijn ze nog, kwetsbaar als elk jong leven. Jammer dat het zo niet kan blijven, ze moeten nu eenmaal grote, ongenaakbare beukenreuzen worden.

Tags: