De papegaaien van Bonaire - de lora's - krassen, maar de parkieten van Bonaire kríjsen. Luid communicerend komen ze vanuit de golvende wildernis - de mondi - aangevlogen: troepjes West-Indische parkieten of prikichi scheren laag door de tuin, zwenken rakelings langs bomen, cactussen en dakranden en landen in de flamboyant voor een korte pauze. Als ze verder trekken, blijft soms een verliefd stelletje achter om even wat privacy te genieten. Op een beschut plekje in de dichtbebladerde sebestenboom, tussen de oranje bloemen, geven ze elkaar liefkozende kopjes.
Eindelijk alleen. Ze krabben elkaar met de snavel achterop hun gele kop, kijken elkaar eens diep in de ogen en staren dan, dicht tegen elkaar aan - vleugeltje-vleugeltje, in de verte. Tot het tijd is: de groep roept. En weg zijn ze, hun krijsen klinkt als afscheidsgroet.
De West-Indische of Caribische parkiet (Aratinga pertinax) op Bonaire, verschilt van die op de andere eilanden: vooral de geheel gele kop is typisch voor de Bonaireaanse variant. Daarmee is hij ook goed te onderscheiden van de eveneens geel-met-groene lora, die een geelgroene kop heeft. En een bredere staart, een breder lijf en bredere vleugels met een rode vlek. En minder luidruchtig. Want al praten lora's heel wat af - onderweg of als ze groepsgewijs vruchtbomen plunderen - en bepaald niet zachtjes, parkieten krijsen er makkelijk overheen. Ze zijn niet vies van vruchten, maar eten ook zaden uit de opvallende peulen die veel bomen en struiken op Bonaire dragen.
Parkieten nestelen in de gemestelde nesten van witte mieren: termieten. Verlaten nesten, maar als het moet met de bouwers er nog in. Wel altijd ver van de mensen, net als de lora's.
- « Vorige weblog Wilde passiebloemen (14 maart 2013)
- Volgende weblog » Tuturutu, de pauwenbloem (28 maart 2013)