Valeriaanse rust

Doodgemoedereerd staat hij te dromen aan het spiegelende water, ontspannen in al zijn vezels, mediterend over het valeriaan-bestaan. Halfgeloken zon koestert de hoog uit het geveerde blad getilde bloemtuilen, het zachte roze dat onmerkbaar wiegt en waar zoemende insecten even komen uitzoemen. Hij heeft het van nature, die rust, en wil daarvan ruimhartig uitdelen. Zeldzaam in onze jachtige wereld, maar volop aanwezig bij de Valeriaan. Die zelf gelukkig helemáál niet zeldzaam is en zijn innerlijke rust langs vele sloten en plassen staat uit te stralen.

De Echte Valeriaan (Valeriana officinalis) bloeit van juni tot in september aan open waterkanten, soms ook in natte bossen. Hij houdt van water, maar niet van onder water staan. Een enkele plant kan door middel van wortelstokken grote pollen of stroken vormen, waaruit onvertakte, tot 1.20 meter hoge stengels spruiten. Daarlangs staan veerdelige bladeren - twee aan twee (foto 2) - en bovenin tuilen mini-trompetbloemen die soms in verspreide groepjes staan en soms in een schermachtige verzameling (foto 1).
Ooit was de gerespecteerde Valeriaan de enige soort binnen zijn eigen Valeriaan-familie, maar tegenwoordig wordt hij tot de Kamperfoelie-familie gerekend.

De toevoeging officinalis duidt altijd op een medicinale toepassing. Zo ook bij de Valeriaan. De oude Grieken en Romeinen zworen bij valeriaan als middel tegen krampen. Pas later, in de 18e eeuw, kwam het in zwang als middel tegen spanning en slapeloosheid. Een zekere rustgevende werking is aangetoond en in die hoedanigheid is het zelfs bij de Hema en het Kruidvat te koop (foto 3), maar wat nu precies de werking en werkzaamheid is... Hoe het zij, zéker is dat alleen al het kijken naar een Valeriaan rust geeft.