Troepiaal, twee maal

's Morgens vroeg, net licht: een melodieus fluiten. Niet scherp, maar zacht als een houtinstrument. Tonen aan de lage kant, een alt. Dat is de troepiaal, kan niet missen, de oránje troepiaal om precies te zijn, niet de gele. Je ziet hem meteen. Met zijn oranje-zwart-witte veren blinkt hij in de nog lage zon: op de top van een zuilcactus, een kale tak, een hek, een telefoondraad (foto's 1, 2). De dagelijkse arbeid van eten zoeken en het verdedigen van zijn territorium schuift hij nog voor zich uit: eerst moet de nieuwe dag worden toegezongen.

Naast de oranje troepiaal is er ook nog een gele: een tikje kleiner, felgeel-zwarte veren en minder zangtalent. Een tijdlang was de gele troepiaal - in Papiamentu: Trupial Kachó - de enige troepiaal op Bonaire. Op Aruba en Curacao vlogen toen al wel de gele én oranje troepiaal rond, dus je kon er bijna op wachten dat iemand deze natuurlijke achterstelling zou rechtzetten. En nu zijn er op Bonaire dus ook twee verschillende troepialen. De gele begeeft zich wat minder onder de mensen, hoewel: het was de eerste die ik zag toen ik hier twee weken geleden aankwam én twee jaar geleden zat er zelfs één op mijn hand (foto 3)! Hij is vooral in het noorden te vinden, waar hij zijn karakteristieke hangende nesten in oudere bomen maakt, vooral in tamarindes (foto 4). Ook al een geïmporteerde schoonheid, de tamarinde, uit Azië in dit geval. Maar ach, op een eiland dat nog niet zo heel lang geleden uit de zee is opgedoken, komt eigenlijk álles van buiten.
Dat neemt niet weg dat er - juist op een niet al te groot eiland - risico's kleven aan het aanwaaien en/of importeren van nieuwe soorten. Risico's voor de soorten die er zal zijn, wel te verstaan. Tot nu toe weten de gele en oranje troepiaal hier echter naast elkaar te overleven, al is de angst dat de gele uiteindelijk wordt verdrongen nog niet geheel verdwenen. Maar het kan ook de witoogspotlijster zijn die het slachtoffer van de oranje troepiaal wordt. Of niet dus.

Tags: