Strooien voor je leven

Nee, niet met de pepernoten die klaarliggen terwijl er nog geen Zwarte Piet, pardon: Piet te zien is. Of met het winterklare wegenzout. Het zijn planten die strooien voor hun leven. Met zaden. De één verpakt ze in sappige bessen en laat ze door vogels wegbrengen, de ander geeft ze met vleugels of pluizen mee aan de wind. Sommige maken er noten van die door hamsterdieren worden meegesleept en in de grond gestopt, of laten ze te water. Of zorgen dat ze door slimme weerhaakjes meereizen met voorbijgangers. Ver van de stam vallen, daar gaat het om.
In die strijd om het voortbestaan, het innemen van een plek in de wereld, zijn er ook planten met een minder spectacular aanpak: de bedaarde strooiers. Zij maken hele kleine zaadjes - maar wel veel - die rijpen in bolletjes, bekertjes of peperbusjes, zaadjes die daarna gul en vederlicht uit hun opengaande verpakking worden geschud, gestrooid en geblazen. En aldus verspreid. Als stof dat in alle hoeken kruipt.

Bekende 'strooiers' zijn de Klaproos (Papaver rhoeas) en de Papaver (Papaver somniferum). Tegelijk met het rijpen van de zaden van de Papaver - het bekende maanzaad - verdroogt de bol (de zaaddoos van de Klaproos is langwerpiger) waarin ze zitten. Op het moment-supreme ontstaan er strooi-openingen, direct onder het kroontje (foto 1).
De Dagkoekoeksbloem (Melandrium rubrum) doet het eenvoudiger: als de zaden rijp zijn, verdwijnt de afsluiting aan de bovenkant van de zaadbeker. De zaden komen dan open en bloot in het bekertje te liggen, klaar voor de eerste windvlaag (foto 2).
Er zijn nog vele andere planten die hun zaden in verdrogende omhulsels laten rijpen, omhulsels die barsten, scheuren, openvouwen of anderszins openingen krijgen waardoor de zaden met brede hand kunnen worden uitgestrooid. Het Vingerhoedskruid (Digitalis) bijvoorbeeld, dat een extreme hoeveelheid zaad maakt, en de Akelei (Aquilegia vulgaris) met mooie, in vijf vakjes verdeelde zaaddoosjes (foto 3).

Het mag dan zo zijn dat de appel niet ver van de boom valt, het is wel de bedoeling dat de appelpitten - de zaden - ver van die stam geraken. Want de ene appelboom groeit niet in de schaduw van de andere. Er moet een nieuwe plaats veroverd worden om te zorgen dat er meer appelbomen komen of in elk geval appelbomen blijven. In die strijd is al het leven verwikkeld, ook de bedaarde strooiers.

Tags: