Speenkruid. Mét speen

Het Speenkruid viert hoogtij, kleurt bermen, slootkanten en bosbodems met het diepe groen van zijn hartvormige blaadjes en het heldere geel van stervormige, stralende bloemetjes. Dat wil zeggen: als de zon schijnt, want bij somber weer is ook het Speenkruid somber en blijven de bloemen gesloten. Deze vroegbloeier is ook een langbloeier die van eind februari doorhaalt tot in mei en dat niet zelden massaal. Het liefst op vochtige beschaduwde plekken, maar toch genieten ze zichtbaar van de zon als die er even op valt. Onder hun vreemde naam lijken ze geen moment te lijden.

Voor de verklaring van die naam moeten we ondergronds gaan, want waar de fijne worteltjes van de plant ontspringen, zou een kluitje knolletjes zijn aan te treffen. Even graven, beetje spoelen en daar liggen ze in mijn hand (foto 3): langwerpige, lichtbruine knolletjes die lijken op ... speentjes inderdaad. Voilà: Speenkruid. Overigens is er ook een andere verklaring: dat de plant een werkzame stof bevat tegen aambeien, een aandoening die vroeger ook wel 'speen' werd genoemd.
Ook de wetenschappelijke naam van Speenkruid - Ranunculus ficaria - is een verhaal op zich. Ranunculus, zo heten alle Boterbloemen en daar wordt het Speenkruid dus officieel toe gerekend. Maar onder protest: protest van de 8 à 12 kroonblaadjes onder andere, tegenover precies 5 voor echte Boterbloemen. De toevoeging ficaria is minder omstreden: die komt van ficus oftewel vijg. Kleine rijpe vijgjes, zo kun je de kenmerkende knolletjes ook zien en daarom werd de plant ooit ook Vijgwortel genoemd. Naast het eveneens voorstelbare Kattenklootjes...