Nijlganzen aan de Rijn

Je zou denken: als er één gans is die zich al bij de eerste tekenen van de herfst naar warmere oorden spoedt, dan wel de Nijlgans. Toch? Maar nee. Sterker nog, hij gaat helemaal niet weg. De Nijlganzen bij Hofwijck in Oegstgeest - niet ver van de Oude Rijn, maar wel heel ver van de Nijl - deinsden er dit jaar zelfs niet voor terug om halverwege augustus nog jongen uit te broeden. Die vervolgens zo snel groeiden dat ze nu als grote puberganzen de winter ingaan en de familie Nijlgans het relatief veilige water steeds vaker durft te verruilen voor het nog grazige land.

Komt de Nijlgans (Alopochen aegyptiaca) echt bij de Nijl vandaan? Ja echt. Nijlganzen zijn thuis in het Nijldal. De oude Egyptenaren beschouwden ze als heilig en hun beeltenis is terug te vinden in hiëroglyfen en kunst. Maar ze leven ook in het Nabije oosten en ten zuiden van de Sahara. En inmiddels zijn ze zelfs in Nederland thuis, zij het nog niet zo lang. In 1967 ontsnapten de eerste, als siervogel gehouden Nijlganzen in de buurt van Den Haag en die bleken het in het wild wonderwel naar hun zin te hebben. Hun aantal is inmiddels gegroeid naar enkele tienduizenden.

De Nijlgans behoort tot de grote familie der Anatidae: de zwanen, eenden en ganzen. Daarbinnen is hij meer verwant met de eenden - vooral met de forse Bergeend - dan met de ganzen. Tussen snavel en staart zit 60 tot 70 cm en 2,5 kilo. Mannetjes en vrouwtjes ogen hetzelfde, waarbij de donkere vlekken rond hun ogen en de goudbruine vleugeluiteinden het meest in het oog springen. De donzige jongen (foto 3) zijn lichtgrijs met donkerbruin gevlekt.
Nijlganzen zien er misschien grappig uit, maar lieverdjes zijn het niet: als ze broeden zijn ze behoorlijk agressief en als het zo uitkomt pikken ze nesten van andere ganzen in of verdrinken hun jongen. Wat de algehele ganzenstand overigens niet lijkt te deren.

Tags: