Moeder de - Grauwe - Gans

Het is een sprookje, dat alle vogels in mei een ei leggen. Sommige hebben dat allang gedaan en hebben die eieren zelfs al uitgebroed. Zoals de Grauwe gans. Moeder de gans waggelt voorop, vader de gans bewaakt de flank en de bruine, donzige jongen trippelen er in kleine ganzenpasjes achteraan. In het water - de pluiskuikens kunnen meteen al zwemmen - net zo. Niks ordelijke rij, maar een beweeglijk groepje. Moeder de gans is weer een vertrouwd gezicht in ons land, even vertrouwd als de overeenkomstig getitelde sprookjesbundel van Charles Perrault uit 1697. Overigens komen daar gek genoeg geen ganzen in voor. Wel beroemde sprookjes als Assepoester, Klein duimpje, Doornroosje en de Gelaarsde kat die anderhalve eeuw later ook door de gebroeders Grimm zijn uitgegeven.

De Grauwe gans (Anser anser) is de meest algemene gans in Nederland: als broedvogel - met tienduizenden broedparen - maar ook als wintergast, met meer dan een half miljoen exemplaren. Dat is wel eens anders geweest. Het ging slecht met de Grauwe gans en 1909 broedde hij voor het laatst in ons land, ergens in Friesland. Maar sinds de aanleg van de IJsselmeerpolders met hun uitgestrekte rietlanden is hij terug van weggeweest. Hij bevolkte ook weer de vele andere rietmoerassen en is nu talrijker dan ooit. Aan het begin van de dag zoekt hij massaal - in de bekende V-formatie - zijn graasplaatsen op, wat boeren met lede ogen aanzien, en 's avonds trekt hij zich weer terug in zijn drassige nachtverblijven, waar in het voorjaar ook gebroed wordt.
Hij is fors, de Grauwe gans, heeft een dikke nek, een overwegend grijs of bruingrijs verendek - dat fijngestreept is door de witte randen aan de veren - en een wit achtereind. De poten zijn roze en de snavel is... oranje. Dat wil zeggen bij 'onze' West-Europese vorm.

De Grauwe gans is stamvader - en stammoeder - van de tamme gans of boerengans (Anser anser domesticus), de witte gans die na vrijlating of ontsnapping weer kruist met de wilde vorm, waardoor gevlekte types ter wereld komen: de zogenoemde soepganzen. Een verschijnsel dat zich ook bij tamme en wilde eenden voordoet.