Lichtpuntjes

In de donkere dagen tussen Kerst en Nieuwjaar kunnen we wel een paar lichtpuntjes gebruiken, een beetje zicht - al was het maar van ver - op de terugkeer van het weggekwijnde leven. De vroegste bewoners van deze streken ontstoken dan dagenlange vuren en zochten troost en hoop bij de stoere groenblijvers in het bos, zoals de Taxus, de Klimop en de Hulst. En wij? Wij hangen onze gebruiksvriendelijke lichtjes in groene, gekweekte kerstbomen die we - voor een maximaal comfort - naar binnen halen. Glaasje wijn erbij, wat te eten en het donker is vergeten.

Na de Kerst kunnen de lichtjes nog even blijven hangen, maar er komt moment dat ze uitgewerkt zijn. Dat de dagen lengen is nog nauwelijks merkbaar, dus niet genoeg als vervanging. Ook de herfstrestanten - door het zachte weer nog ruim voorhanden - werken niet. De doorgewinterde rozen (die nochtans geen kerstrozen zijn) en de late bessen vormen, hoe kleurig ook, eerder een levend bewijs dat het ergste nog moet komen. Laat staan het begin van een nieuw begin. De eerste bloeiende Toverhazelaars en Winterjasmijnen? Winterbloeiers, geen lenteboden.

Het is flink zoeken geblazen naar nieuwe lichtpuntjes. De Vlieren, ja: sommige laten al babyblaadjes uit hun knoppen kijken, optimistisch als altijd. Een enkele Wilg koestert al zachte, zilvergrijze katjes aan zijn dunne, glimmende takken. Makkelijker vindbaar zijn de Sneeuwklokjes die massaal hun grijsgroene kopjes boven de grond steken: ze bloeien nog niet, maar dat gaan ze winnen van de eerste sneeuw. Echt goed zichtbaar is de bleekroze bloesem van vroege Sierkersen die in menige tuin al voorjaartje spelen. Het zijn Japanse winterbloeiers, maar ze lijken zo op hun familieleden die het voorjaar kleur geven dat zij toch een ruime voldoende halen als lichtpuntje in donkere dagen.