Een besje voor de dorst

De sappige bessen van Krent, Vogelkers, Vuilboom, Vlier en Gelderse roos zijn op. Zelfs de overvloed aan Lijsterbessen is weggewerkt. Met wat er nu nog hangt, moet iets aan de hand zijn. Misschien zijn het buitenlandse 'wat de boer niet kent, dat eet-ie niet'-bessen, zoals die rode Cotoneaster en paarse Callicarpa. Of inheemse die hard, minder smakelijk of pas laat rijp zijn, zoals van Meidoorn, Liguster en Hulst. Die dan echter wel minder kwetsbaar en bederfelijk zijn, dus nog lang op voorraad en zonder schrompelen, rotten of vallen: een besje voor de dorst!
Ook deze late bessen glimmen en kleuren erop los, net als eerdere lichtingen hangend aan struiken of lage bomen, nooit aan hoge bomen. Gemaakt om vogels en hongerig wild te lokken en te verleiden. In ruil voor het vruchtvlees worden deze consumenten dan geacht de onverteerde zaden ergens op een gunstige kiemplek te deponeren.

De Meidoorn (Crataegus monogyna) - een wilde maar ook veel aangeplante kleine boom uit de Rozenfamilie - draagt harde, donkerrode, wat langwerpige bessen. Ze waren al een tijdje klaar voor consumptie, maar nu het blad gevallen is, hangen ze vol in het zicht op liefhebbers te wachten.
De Haagliguster (Ligustrum ovalifolium) - een sierheester uit Japan uit de Olijffamilie die veelvuldig wordt aangeplant ten behoeve van ouderwetse, analoge privacy - krijgt zwarte, kogelronde bessen. Door het vele snoeien zijn die echter maar zelden te zien. De inheemse, nauw verwante Wilde liguster (Ligustrum vulgare) heeft ze altijd volop, maar die is zélf weer minder algemeen.
De Hulst (Ilex aquifolium) - een inheemse en ook de enige soort uit de Hulstfamilie, die ook veel wordt aangeplant - ontwikkelt knalrode bessen die vanwege hun late rijping en de combinatie met het donkergroene, glimmende en winterharde blad, ook door veel mensen geapprecieerd worden.
Als versiering dan, rondom Kerst.