De zon gloeit onbewogen
kleurt de velden rood
van zuring
fel oplichtend
groen en geel
vlak na het maaien
dijken rusten
met schapen bespikkeld.
Lome koeien
herkauwen het voorjaar
een buizerd drijft
op trillende lucht,
de mais staat recht
in hoge strepen
trotse rijen
bloeit de aardappel
wit en lila,
greppels bloesemen
bramen
tot avond komt.
Schemering spant de ruimte
trekt verborgen leven aan
kust fluistervleugels
brengt de dag tot staan en
zwijgend zet de Grote Beer
zijn stippen in de nacht
het donker daalt rondom mij neer
slaap zomerdag, slaap zacht.
Uit 'Het vijfde seizoen', 2007