XVIII
De wereld werd woest en leeg
als eenmaal vóor het begin;
als een haren zak was de lucht
die over de ruimte hing;
ziek van regen, sneeuw en dooi
viel de duisternis neer in de stad
en drong in het brein van den man
die aan walging en wanhoop ten prooi,
naar het einde te luisteren lag
dat daalde in de winterse stad.
Auteur:
Thema: