Wayaká-trail 1

Wayaká-trail (1) het begin van de trail
Wayaká-trail (2) een oude Wayaká van onderaf gezien
Wayaká-trail (3) een rode zadelboom

Vanaf de weg langs Sabadeco omhoog tot waar de villa's in hun opmars worden gestuit door de stugge begroeiing. Daar te voet verder, verder omhoog, verder de halfhoge begroeiing in, terwijl blauwgeverfde stenen ons eraan herinneren dat we over een ATB-pad lopen. Zonder ATB's gelukkig, wat ook met het uur van de dag te maken zal hebben. De nacht trekt nu echter snel weg en nog even, dan zullen de lora's, de Bonaireaanse papegaaien die hier hun rustgebied hebben, krijsend wakker worden. Na wat stijgen en dalen bereiken we het bord dat het echte begin van de trail markeert (foto 1). Dick, onze vaste gids op de vroege maandagmorgen, ziet erop toe dat niemand de afslag mist.
Een smal, stenig pad onder steeds hogere bomen, een bos.
Bos, dat moge de gewoonste zaak van de wereld lijken, op Bonaire is het allerminst gewoon. Bijna alle oude bomen zijn ooit gekapt en nieuwe groeien maar langzaam, extra langzaam nu zij de beschutting van oudere moeten missen. Maar de flanken van deze berg blijken een uitzondering, al zijn de bomen ook hier geen tientallen meters hoog. Dat zijn ze nergens. De bladeren druipen van de dauw, er hangt een zoete geur en de eerste lora's ontwaken, ze installeren zich lawaaiig op de toppen van boomcactussen die her en der tussen de bomen staan. De wayaká zelf, de pokhoutboom waarnaar het pad is genoemd, laat echter op zich wachten en ook de bron van de zoete geur is nergens te bekennen. Maar plotseling staat hij daar, de eerste wayaká die meteen ook indrukwekkend groot is (foto 2). Zijn kenmerkende gevlekte stam - een beetje zoals de plataan - glanst in het gefilterde zonlicht. Mooi. En niet veel verder openbaart zich ook de verspreider van de zoete geur: een struik-boom met stevige, glimmend donkergroene blaadjes en trossen crème-kleurige bloempjes. Een nederlandse naam blijkt hij niet te hebben, deze weinig bekende Jacquiniasoort, maar hij geurt er niet minder om. 
En dan, boven alles uit, torent een enorme rode zadelboom (foto 3). Zijn brede kroon is kaal op de trosjes bruine bessen na, wat voor de zadelboom niet ongewoon of verontrustend is. Zijn glimmend rode, door de lage zon beschenen takken vallen daardoor extra op tegen de blauwe ochtendhemel. Wat verderop staat er nog een, en nog een, ze lijken zorgvuldig over het terrein verspreid te staan, alsof een goddelijke hand dat zo heeft bepaald.

(het vervolg is te lezen in: Wayaká-trail 2)