Tja, ik begrijp heus wel dat groendiensten af en toe eens willen snoeien. Omdat ze het zo geleerd hebben of omdat de sociale veiligheid nu eenmaal vraagt om doorkijkplantsoenen. Maar het doet pijn aan mijn ogen, vooral als er dan ook nog forse vlieren ten prooi vallen aan dit noeste zaag- en snipperwerk, vlieren die de bloeiwaardige leeftijd ruimschoots hadden bereikt en die dat bijzondere, typisch vlierse patroon met neerhangende en van daaruit weer opgaande takken hadden ontwikkeld, De slachtoffers blijken niet voor het eerst in hun leven met de grond gelijk te zijn gemaakt, zoals valt af te lezen aan de meerstammigheid van de stronk; het zijn vlieren die na een sprietige herstart met veel inspanning de draad van hun leven weer oppakten en zichzelf in hun oude glorie hadden hersteld.
Maar nu zijn ze dus weer terug bij af: treurige stompen. Natuurlijk, ook die hebben hun charme, want alles van de vlier heeft charme. Kijk dat bijna witte hout en die opvallende holtes in de kern van de voormalige stammen (foto 1). Eigenlijk net als bij jonge takken die een en al holle kern zijn, een kern gevuld met merg dat het best te beschrijven valt als natuurlijk piepschuim (zie foto 2). De schuin doorgesneden takken zijn eerstejaars, de recht doorgesneden takken - met een al wat dikkere houtlaag - tweedejaars. Het merg kan er zonder al teveel moeite worden uitgedrukt en daarna kun je - met heel wat meer moeite, want je moet weten hoe en waar je moet snijden - het holle pijpje in een fluit veranderen. In een flierefluit dus.
Het oude hout van de vlier is een stuk duurzamer dan de jonge fluitjes-takken, en goed te bewerken. Het is dan wél zaak om de stam meteen te vierendelen, want anders splijt het drogende hout in een mum van tijd zoals goed te zien is bij het stukje stam dat ik van de versnipperaar heb gered (foto 3) en naast mijn tekentafel is beland.
- « Vorige weblog Zilverbes (29 december 2023)
- Volgende weblog » Klimaatvluchteling (26 februari 2024)