Op Pad

Als je hem eens tegen het lijf loopt, wat door zijn schemerige bestaan en bijbehorende kleur weinig voorkomt, zit hij stil of loopt traag trekkepotend voorbij. Geen nerveus gespring zoals bij kikkers. Niet bang zo lijkt het, de Pad. En alle tijd. Nu wel. De jaarlijkse opwinding is over: het wakker worden uit de winterslaap, de barre tocht naar het geboortewater, het uitsloven om daar een partner te vinden, het paren en dan de lange eierslingers feestelijk tussen de waterplanten hangen. De rest van het jaar vergaat heerlijk sloom: beetje eten, beetje rusten, alles langzaamaan.

Hij hoeft zich dan ook weinig zorgen te maken, want hij weet zich beschermd door schemer en nacht als hij op pad gaat, een perfecte schutkleur van onbestemd bruin tot bijna zwart - de enige kleur zit in zijn gouden ogen! - en de gifklieren in zijn huid (te zien als bobbeltjes) die hem behoorlijk onsmakelijk maken. Alleen Egels en Ringslangen kunnen ertegen. En sommige roofvogels. Zelf eet hij alles wat hem voor de extreem brede bek kruipt: van kleine mieren tot dikke naaktslakken, kevers en rupsen. Overdag zit hij in een boomstronk, tussen bladeren of in een zelfgegraven holletje, beschermd tegen warmte en uitdroging. Op regenachtige dagen wil hij ook wel eens bij daglicht op stap gaan, direct na een bui als het lekker vochtig is. Als het kouder wordt, maakt hij zijn holletje dieper en dieper en op een nacht komt hij niet meer tevoorschijn. Dan is zijn winterslaap begonnen.
Het lijkt wel of alles langzaam gaat bij de pad. Pas na 3 of 4 jaar is hij geslachtsrijp en onderneemt hij voor de eerst keer de gevaarlijke tocht naar zijn geboortewater, dat vaak op kilometers afstand van zijn leefgebied ligt. Net als al zijn soortgenoten weet hij de tijd en de weg voor deze 'paddentrek'. Die jaarlijkse gang zal hij lang volhouden, want hij wordt wel 10 of 12 jaar oud. In gevangenschap kan hij zefs 30 jaar oud worden.

Tags: