Kaleidoscoop

De jaarlijkse reis door de herfst gaat over hobbels en door kuilen, wat heet: wind en wolken, stilte en motregen, warme dagen waarop het gele herfstblad scherp tegen de blauwe lucht staat getekend, onbestemd grijs tussenweer, lage nevels, buien met slagregens, onweer en hagel ('korrelhagel' zegt de krant) en dan weer felle opklaringen in een onrustige afwisseling met jagende, zwart aangezette wolkenpartijen. Als het weer een kleur had, zou het najaar een regenboog zijn.

Ook de nachten blijven verrassen. Diepzwarte sterrenhemels worden afgewisseld door gesloten, licht fluorescerende wolkendekens en nachten waarin scherp gesneden wolken snel en licht rondom de maan bewegen. Bij het aanbreken van de dag is alles doorweekt en in het vale grijs van de ochtend wordt gezwegen. Maar soms schijnt de vroege zon verlate sterren in de druppels waarmee de bladeren, twijgen en uitgebloeide stengels zijn volgehangen: niet langer een last waaronder de dragers gebukt gaan, maar sieraden die met gepaste trots worden gedragen. En dan ligt er - altijd onverwacht - een vorstelijke laag rijp over alles boven het maaiveld: de winter is op verkenning geweest. De volgende ochtend is dat weer voorbij en hangen de tranen aan de ruiten.

Het duurt dan even voor de staartmezen weer door de straat komen: een groepje dat druk bewegend van boom naar boom trekt en nergens lang blijft zitten. De kauwen en spreeuwen doen zich - als zij van hun zwermplicht zijn ontheven - tegoed aan de druiven tegen de schutting. Ook een merel wil wel eens wat anders dan wormen en insecten. Door hun wilde gepik belanden er meer druiven op de grond dan in de vogelmagen. De vlaamse gaai heeft geen belangstelling: die is te druk met de versgevallen eikels. En de ekster heeft het voorzien op een laat - te laat - duivennest. De moederduif houdt nog stand en achtervolgt hem als een furie door de hele buurt, langs daken, kale berken, knalgeel ruiende esdoorns, eiken in vol maar verdrogende blad, nog diepgroene elzen en essen en de beuk die zijn verkleurende blaadjes net nog weet vast te klampen.

Niet alleen de bomen is herfst aan te zien. Ook de gekende herfstbloeiers raken in hun genetisch voorgeschreven verval, terwijl de laatste rozen de tijd nog trotseren, zich hoog verheffend boven blad en bottels. Maar het zijn vooral de hortensia's die de show stelen met hun massale, tot oudroze opdrogende bloemschermen naast de frisroze biedermeiertjes die net zijn uitgekomen. Andere struiken hebben hun bessen in de aanbieding. In de zomer hingen ze er al, maar in een kalende omgeving beginnen ze extra op te vallen: het lijkt wel of iemand ze stuk voor stuk heeft opgepoetst. Het vreemdste van alles is de zogeheten nabloei, waarbij zomer- en zelfs voorjaarsbloeiers opnieuw bloemen laten uitkomen. Spaarzaam, dat wel, alsof ze er zelf ook het ongerijmde van inzien. Veel rhododendrons hebben er last van, maar ook de reuzenberenklauw is een vreemde vogel die met een anderhalve meter hoge bloemsteel een bleekgeel, uitvouwend omwindsel omhoog tilt, waarbinnen een nog samengebald bloemscherm zich voorbereidt op een waardige entree. 

Ten dode opgeschreven als het er nog van komt, dat imposante witte scherm. Zoals ál die uitzichtloze laatbloeiers, het duivengebroed en ontijdig gegroei. De tijd van floreren en vermenigvuldigen is geweest, de tijd van overleven breekt aan. Dus: inpakken of wegwezen.

Leestip: Herfstcantate, Schemerstaat, Loslaten, Nooit verloren, Vorstelijk en Vlier (3) uit Het vijfde seizoen (zie Gedichten A-Z).

Tags: