IJsbloemen?

IJsbloemen op de ruiten zijn zeldzaam deze winter, maar er zijn genoeg echte bloemen die de winter trotseren, zelfs als het geïmporteerde bloeigeweld van Sierkersen en Toverhazelaaars buiten beschouwing worden gelaten. Ze zijn klein en onopvallend, soms moet je twee keer kijken om ze te zien, deze wilde winterbloemen. Voor de fijnproevers dus, dat Klein kruiskruid, die Paarse dovenetel en de Gewone hoornbloem, maar ook Herderstasje, Straatgras, Gewone melkdistel en Tuinwolfsmelk. En natuurlijk het onverschokken Madeliefje.

In een zachte winter is het soms een drukte van belang, met herfstbloeiers die er maar geen genoeg van krijgen, rozen die hun bestaan tot in januari rekken en voorjaarsbloeiers die niet kunnen wachten. En natuurlijk de winterbloeiers - gekweekte bolgewassen en geïmporteerde bomen en struiken - die vooral de tuinen bevolken. Alleen de Hazelaar is een wilde uitzondering. Allemaal opvallende types die geen extra aandacht nodig hebben, in tegenstelling tot die kleine plantjes met hun kleine bloemetjes die tegen de verdrukking in blijven groeien en bloeien.
In de natuur worden ze storingsplanten genoemd, planten die groeien waar de grond in beweging is zoals bij akkers, wegen en bouwplaatsen. En in de tuin, maar dan heten ze onkruid. Je moet hun levenskracht en schoonheid willen zien.

Het Klein kruiskruid (Senecio vulgaris, foto 1) is een kleine, geelbloeiende telg uit Composietenfamilie met glimmende, onregelmatig gevormde bladeren.
De Paarse dovenetel (Lamium purpureum, foto 2) is nog kleiner, behaard en lid van de Lipbloemenfamilie. De lichtpurperen bloemen staan in kransen rond een gedrongen, vierkante stengel.
De Gewone hoornbloem (Cerastium holosteoides, foto 3) is een nóg kleiner, liggend plantje uit de Anjerfamilie met eironde blaadjes. De talrijke mini-bloempjes zijn wit en blijven halfgesloten.