Huiseekhoorn

Er is een Rode - de gewone - eekhoorn in mijn Drentse tuin komen wonen. Helemaal niet gewoon. Niet zo brutaal als de net verjaagde Bosmieren, niet knagend aan houtvoorraad en vloerbalken, maar aan oude nootjes en jonge blaadjes, de oortjes gespitst. Misschien kwam hij voor de rust - meestal is hier niemand - misschien voor de pot pindakaas aan een boom. Hoe dan ook, het is een grappig huisdier - nou ja: tuindier - met zijn kastanjebruine vacht en een lange pluimstaart waar de Amerikaanse neefjes Knabbel en Babbel alleen maar jaloers op kunnen zijn.
Het zijn allebei echte dagdieren, maar waar de Bosmier onbekommerd en traag over mijn voeten liep, is de Eekhoorn schuw en snel. Het ene moment zit hij rustig te knabbelen aan een blaadje (foto 2) of aan een dennenappel tussen zijn voorpootjes, het volgende klimt hij als een acrobaat tegen de stammen en zweefspringt van tak naar tak: pootjes wijd en staart als roer. Ëén geluidje of beweging is al genoeg.

De Eekhoorn (Sciurus vulgaris) komt in grote delen van Nederland voor: in het oosten en zuiden en in duingebieden. Overal waar naald- of gemengde bossen zijn. Maar heel veel zijn het er niet. In de 60-er jaren is de Eekhoorn gedecimeerd door een virus (verwant aan het Myxomatose-virus bij konijnen) en daar is hij maar gedeeltelijk overheen gekomen. En dan schrijft de krant deze zomer ook nog: "Eekhoorn lijdt onder eikelschaarste". Geen Komkommerschaarste denk ik dan en ieder mens zou er blij van worden: eikelschaarste. Maar voor de Eekhoorn gaat het om eikels uit de bomen en die zijn belangrijk om de winter door te komen. Gelukkig hangen ze hier al in grote hoeveelheden te rijpen (foto 3), dus dat komt goed.
's Zomers is de Eekhoorn een alleseter: van noten en dennenappels tot blaadjes, paddestoelen, eieren en insecten. In de winter leeft hij op verstopte of begraven voorraadjes eikels en noten, want hij houdt geen winterslaap. Één voor één spoort hij de voorraadjes op met zijn scherpe neus. De rest van de dag schuilt hij in zijn nest van takken en mos in een boomholte of op een hoge tak.

Het zou leuk zijn als de naam Eekhoorn afgeleid was van 'eik' en 'hoorn': de oren die in de winter lange pluimen krijgen en op hoorntjes lijken. Maar dat is niet het geval. Eekhoorn komt van een heel oude naam met een onduidelijke betekenis. Wél duidelijk is dat zijn kenmerkende staart, bijna even lang als het lijfje, zorgde voor zijn tweede naam: Schaduwstaart. Hij kan in zijn eigen schaduw zitten en doet dat ook als hij aan verkoeling toe is. In de winter houdt diezelfde staart de rest van de Eekhoorn juist warm. Ook zijn wetenschappelijke naam, Sciurus, betekent letterlijk schaduwstaart.