Herfstdraden

Nee, niet de zilveren draden die zich vlechten door het resterende haar van mensen in de herfst van hun leven - een jaargetijde dat, net als buiten, soms onverwacht vroeg invalt - maar de zilveren draden die ons opwachten als we de fiets uit de schuur halen en over een smal pad naar de straat rijden, draden die de eerste mooie herfstdagen aangrijpen om zich plotseling massaal te vertonen. Kleverige draden. Soms alleen, maar vaak al tot complexe webben uitgebouwd hangen zij klaar, met hun dikke, harige eigenaren pontificaal in het midden. Op gezichtshoogte als het even kan.

Het is de Kruisspin (Araneus diadematus) waaraan we deze herfstige overlast te danken hebben. Aan het eind van de zomer zijn ze volwassen en weven steeds grotere webben. Niet langer onopvallend tussen de struiken, maar open en bloot waar het ze goeddunkt. Met regen en wind schuilen ze, maar zodra het een beetje weer is, weven ze een nieuw web en zitten ze waakzaam in het middelpunt van die zelfgecreëerde wereld. Altijd met de kop naar beneden en met de rug naar de zon. Veel rust hebben ze echter niet, want vangsten moeten worden ingekapseld en het web moet regelmatig worden gerepareerd vanwege windschade of prooien die in hun doodsstrijd een deel aan flarden trekken (foto 2). 
De overgang van zomer naar herfst is ook de tijd dat de mannetjes hun web verlaten om op zoek te gaan naar de vrouwtjes. Na de bevruchting wordt het mannetje vaak door het veel grotere vrouwtje doodgebeten. Zij die het overleven gaan doodleuk op zoek naar een volgend vrouwtje. Als de eitjes rijpen wordt het achterlijf van de vrouwtjes nog dikker dan het al was, de kop met de kleine zwarte oogjes steekt er nog maar net onderuit (foto 3).
Als echtgenote is het vrouwtje Kruisspin dus weinig zorgzaam, maar als moeder zo mogelijk nog minder. Aan het eind van de herfst zet ze haar eitjes af in een cocon ergens tussen de planten. Ze kijkt er niet meer naar om. Dat zou ook niet kunnen, want ze sterft zodra de winter invalt, net als de overlevende mannetjes. De eitjes overwinteren en in het voorjaar moeten de jonge spinnetjes die uit de eitjes komen het helemaal zelf rooien.

Terug naar de herfstdraden, die webben dwars over padenspannen of tussen meters van elkaar staande struiken. Hoe doen ze dat? Met een beetje geluk - en dat had ik een keer - kun je het zien gebeuren. Hoe een spin vanaf een strategische tak een spindraadje in de wind laat waaien, een klein zuchtje is al genoeg. Hoe de draad steeds langer wordt, meters lang, en dan ergens aan een andere tak blijft kleven. Hoe de spin dan langs zijn eigen draad oversteekt en terwijl hij deze met een extra draad verstevigt. Daarna steekt hij nog een keer over, maar de draad die hij nu maakt laat hij los onder de bestaande draad hangen. Langs die hangende draad kruipt hij tot halverwege terug. Daar maakt hij het begin van een nieuwe draad vast en laat zich al spinnend naar beneden zakken. Daar wordt de draad ergens gehecht en vervolgens ingekort, zodat de hangende draad wordt gespanen en er een driehoek ontstaat: de basis van het web. Even wat extra radialen aanbrengen, dan in steeds wijdere cirkels van riadiaal naar radiaal en klaar is kees. Als het moet elke dag opnieuw.

Tags: